Brief Veertigdagentijd 2024

×
Ga terug naar het overzicht

                                   Brief voor de Veertigdagentijd 2024

                                           Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht

Broeders en zusters in Christus Jezus onze Heer,

‘Hoop doet leven’ is de kern van de campagne waarmee SIRE deze winter onze sombere samenleving een hart onder de riem probeert te steken. “Vind je lichtpuntje en durf te hopen,” zo houdt SIRE mensen in deze campagne voor. “De wereld kan soms duister voelen, terwijl juist in onzekere tijden hoop houden zo belangrijk is. Het helpt ons nadenken over wat belangrijk is, geeft moed en maakt weerbaar. Als je hoopvol bent, investeer je in het heden én in je toekomst.”

Met deze campagne wil SIRE tegenwicht bieden aan de zwaarmoedige gevoelens die de samenleving steeds meer in hun greep krijgen. Zo blijkt uit onderzoek van deze stichting dat 62 procent van de Nederlanders in de afgelopen vijf jaar minder hoopvol is geworden over de samenleving. En 41 procent zegt zelfs geheel níet hoopvol te zijn. Bovendien is 23 procent van de mensen in de afgelopen vijf jaar minder hoopvol geworden over hun eigen leven.

De lichtpuntjes die mensen hoop bieden, zijn persoonlijk en voor iedereen anders, aldus SIRE. Aan zulke dagelijkse lichtpuntjes heeft iedereen uiteraard behoefte.

Ons Lichtpunt

Wij christenen hebben daarnaast een gezamenlijk en blijvend Lichtpunt waarop we onze hoop richten: Christus. Hij zegt immers Zelf: “Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht van het leven bezitten” (Joh. 8,12). Op Hem kunnen wij bouwen, bij Hem kunnen wij onze zorgen kwijt, Zijn lichtend voorbeeld kunnen wij navolgen. Nu en in de toekomst.

Dat doen we niet vergeefs, zo verzekert Paulus ons in zijn brief aan de Romeinen: “En de hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom. 5,5).

Voor christenen geldt dus: hoop doet eeuwig leven. Want op Christus hebben wij onze hoop gevestigd en Hij is het die ons de weg wijst naar het eeuwig leven. Dat lezen we onder meer in het Evangelie van de eerste zondag van de Veertigdagentijd: “Nadat Johannes was gevangengenomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zei: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap’” (Mc. 1,12-15).

Kinderen van het licht

De Veertigdagentijd, die met Aswoensdag is begonnen, is een periode van onthouding, van inkeer, van verstilling. Gedurende deze veertig dagen kunnen we biddend onze hoop voeden. We bereiden ons voor op het Hoogfeest van Pasen, wanneer we vieren dat Christus de dood heeft overwonnen en ons daarmee is voorgegaan naar het huis van de Heer. Wij kunnen ons laten aanraken door Zijn licht – ook voor ons is de weg naar een nieuw en eeuwig leven mogelijk geworden.

Dat vraagt wel iets van ons, zoals Paulus schrijft in de eerste brief aan de Tessalonicenzen: “Gij zijt allen kinderen van het licht, kinderen van de dag. Wij behoren niet aan nacht en duisternis. Laten wij dan ook niet slapen als de anderen, maar waken en nuchter zijn. Zij die slapen, slapen des nachts; en die zich bedrinken, bedrinken zich des nachts. Laten wij die behoren aan de dag, nuchter zijn, toegerust met het pantser van geloof en liefde en met de helm der heilsverwachting” (1Tess, 5-8).

Dit hoopvolle christelijke perspectief van het eeuwig heil verdwijnt steeds meer uit de huidige geseculariseerde samenleving. Dat is misschien ook wel één van de verklaringen voor de zwaarmoedigheid van onze maatschappij: de troost die het geloof kan bieden, is bij velen onbekend; levensgeluk is tegenwoordig louter een individuele aangelegenheid geworden. Geluk is een kwestie van ‘nu of nooit’ want na de dood is er niets, zo is de overtuiging van menigeen. Wij christenen mogen echter vertrouwen op de woorden van Christus in het Evangelie van de derde zondag van de Veertigdagentijd, als Hij zegt dat Hij de tempel – Hij doelt op Zijn lichaam – in drie dagen zal doen herrijzen. “Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en geloofden in de Schrift en in het woord dat Jezus gesproken had” (Joh. 2,22).

‘Gegroet, o kruis, onze enige hoop’

Wij christenen hebben houvast aan ons geloof, zo laat Paulus zien in zijn Romeinenbrief: “Laat de hoop u blij maken, houdt stand in de verdrukking, volhardt in het gebed” (Rom. 12,12). Even verderop schrijft hij: “Moge de God van de hoop u vervullen met alle vreugde en vrede in het geloven, zodat gij overvloeit van hoop, door de kracht van de Heilige Geest” (Rom. 15,13). Zijn christenen dan immuun voor het ongeluk? Uiteraard niet. Je hoeft maar op bedevaart naar Lourdes te gaan om te zien hoeveel lijden ook christenen te verduren kunnen hebben. Maar wij kunnen over ons verdriet in gesprek gaan met de Heer, wij kunnen onze pijn aan de voeten van Maria leggen en haar vragen ons verdriet bij de Heer te brengen. En we hebben de hoop dat er hierna een betere wereld op ons wacht, waar we bij de Heer mogen zijn.

Sterker nog: voor ons christenen is het lijden de weg naar de hoop. Voordat onze eeuwige hoop op een betere wereld na de dood in Gods eeuwig Vaderhuis op paasmorgen gloort als we vieren dat de Zon van de Gerechtigheid, Christus, uit de dood verrijst, valt Goede Vrijdag. Op deze dag gedenken en vieren wij Jezus’ kruisdood, waardoor de vergeving mogelijk wordt van onze zonden, van alle wegen die ons van God vervreemden en die we zelf willens en wetens hebben bewandeld, als we daar berouw over hebben. Daardoor kunnen we ons eigen lijden in dat van Jezus laten opgaan en samen met Hem dragen. Jezus’ kruis is voor de christen de diepste reden tot hoop. Daarom zingt de Kerk in de hymne van de vespers gedurende de Goede Week: “Gegroet, o kruis, onze enige hoop” (O crux ave, spes unica). Het is een goede oude katholieke gewoonte om deze woorden in onszelf te herhalen, elke keer als we een kruisbeeld passeren.

Als christenen weten wij hoe belangrijk die hoop is die voorbij de dood reikt. Maar ook voor de hoop op de kortere termijn kunnen wij iets betekenen voor onze medemens, kunnen wij geïnspireerd door het voorbeeld van Christus een lichtpuntje zijn voor anderen. We kunnen hoop bieden aan eenzame mensen, aan mensen in armoede, aan mensen die het moeilijk hebben. Er bestaat veel – soms verborgen – wanhoop: laten we die met de ‘moed der hoop’ tegemoet treden. De Veertigdagentijd is bij uitstek geschikt om ons extra in te spannen voor onze medemens en hoop en verlichting te bieden.

Ont-hechten

De Veertigdagentijd of Vastentijd is daarnaast de periode waarin we in ons eigen leven ruimte maken voor God. Jezus Christus, die zich veertig dagen terugtrok in de woestijn, roept ons op tot bekering en dringt erop aan ons te bevrijden van alle zonden, slechte gewoonten en opvattingen die een obstakel zijn tussen ons en het Rijk van God. Kortom, in de hierboven aangehaalde woorden van Paulus uit diens eerste brief aan de Tessalonicenzen: het is een tijd van “waken en nuchter zijn.”

Wat kan ons allemaal in de weg staan? Bij vasten denken we uiteraard aan het tijdelijk minderen van genotsmiddelen zoals alcohol, rookwaren (permanent stoppen is nog beter!) en wellicht shoppen. Het gaat er uiteindelijk om dat we ons in deze tijd ont-hechten: we maken ons los en nemen afstand van datgene waaraan we gehecht zijn om ruimte en tijd te maken voor God. Iets dat veel van onze tijd en energie kost en daarmee een sta-in-de-weg kan vormen tussen ons en de Heer is onze mobiele telefoon en dan vooral de sociale media die we daarop gebruiken. Deze kosten niet alleen veel tijd, er zijn steeds meer aanwijzingen dat het veelvuldig gebruik ervan kwalijke effecten heeft.

Eind januari verscheen een onderzoek dat meldde dat liefst 6,3 miljoen Nederlanders vinden dat sociale media een gevaar vormen voor ons geestelijk welbevinden. En 2,2 miljoen Nederlanders voelen zich daadwerkelijk minder gelukkig door hun sociale mediagebruik. Vooral de jongere generaties (15-44 jaar), die het meest sociale media gebruiken, zijn ongelukkig. Overigens vroeg SIRE in het kader van haar campagne over hoop eveneens naar sociale media: op de stelling ‘Berichten op sociale media maken mij hoopvol’ antwoordde slechts vijf (!) procent met ‘eens’ en 56 procent met ‘oneens’.

Verborgen gebreken

Naast de angst om dingen te missen (FOMO: ‘fear of missing out’) en de verslaving van met name jongeren aan sociale media, zorgt het voortdurende streven naar perfectie voor veel stress en ongeluk. Gebruikers krijgen bij andere gebruikers van sociale media perfecte levens voorgeschoteld die ook zij willen bereiken. Iedereen is op sociale media de regisseur van zijn of haar eigen leven maar slechts weinigen krijgen een spreekwoordelijke Oscar uitgereikt. De voortdurende strijd om likes en aandacht zorgt voor ellende: zo werken de schoonheidsidealen die sociale media voorspiegelen zelfs pogingen tot zelfdoding in de hand. Het aantal meisjes en jonge vrouwen dat met ‘zelf toegebracht letsel’ op de spoedeisende hulp belandde, is de afgelopen tien jaar met vijftig procent gestegen. Deskundigen zien dat het veelvuldig gebruik van sociale media daarin een rol speelt.

Bij God hoeven we de schone schijn niet op te houden. We hebben allemaal verborgen gebreken, het is bevrijdend om te beseffen dat God die gebreken kent, onze tekortkomingen en ons falen. Hij nodigt ons uit om met ons hele hebben en houden, met onze goede en minder goede kanten, bij Hem te komen. God wacht op ons als een Vader die uitkijkt naar Zijn kinderen (vgl. Lc. 15,11-32). Hij houdt hoop dat we de weg naar Hem zullen (terug)vinden.

‘Pelgrims van de hoop’

Dat wij christenen leven van de hoop, heeft paus Franciscus ook tot uitdrukking gebracht in het internationale thema van het Heilig Jaar dat in 2025 wordt gevierd. Dat thema luidt: ‘Pelgrims van de hoop’. Als voorbereiding wordt in 2024 een Jaar van Gebed gehouden. In Nederland wordt in de loop van dit voorjaar vooral materiaal ontwikkeld waarin het Onze Vader centraal staat. De Vaticaanse aartsbisschop Fisichella zei dat dit Jaar van Gebed “moet worden gezien als een bevoorrecht moment waarop we de waarde van het gebed, de noodzaak van dagelijks gebed in het christelijk leven, kunnen herontdekken. Hoe te bidden en vooral hoe we mensen kunnen leren bidden vandaag de dag, in het tijdperk van de digitale cultuur, zodat gebed effectief en vruchtbaar kan zijn.”

Deze woorden kunnen we betrekken op de Veertigdagentijd, die zich bij uitstek leent om het gebed te herontdekken dan wel te verdiepen. Dat betekent tijd en innerlijke ruimte maken om biddend in gesprek te gaan met God. Dat is voor vele christenen niet vanzelfsprekend en vraagt om een aanpassing van het dagelijkse leven. Daartoe zullen gewoontes losgelaten of veranderd moeten worden. Dat is niet eenvoudig, want we spreken niet voor niets over ‘de macht der gewoonte’. Gewoontes houden ons in hun greep, oefenen macht uit over ons, kunnen zelfs een verslaving worden. Dat signaleerde Augustinus (354-430) al in zijn ‘Belijdenissen’, waarin hij onder meer schrijft: “Maar ik val naar hier terug door wat mij zo triestig bezwaart en ik word weer opgezogen door het gewone leven, en het houdt mij vast, en met al mijn tranen blijf ik toch vastzitten. Zoveel betekent de last van de gewoonte.”

In de Veertigdagentijd kunnen wij de last van de gewoonte afwerpen. Althans, van de slechte gewoonten en deze vervangen door goede, zoals tijd nemen voor gebed en omzien naar de ander. In die zin kan de Veertigdagentijd fungeren als een leerschool, die ook na deze periode blijvende vruchten voortbrengt.

Ik wens u van harte een hoopvolle en vruchtbare Veertigdagentijd toe.

+ Willem Jacobus kardinaal Eijk,

Ga terug naar het overzicht